• bra·ly

braly

  1. onbezield mannelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord brát
  2. vrouwelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord brát
  3. onbezield mannelijk meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord brát
  4. vrouwelijk meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord brát