brailler

  1. (spreektaal) schreeuwen, blèren
    «C’est qui tous ces p’tits moutards en bas de l’immeuble qui braillent comme ça?»
    Wie zijn al die gastjes onderaan de flat die zo aan het schreeuwen zijn? [1]
  2. (spreektaal) huilen, janken
    «Arrête de brailler
    Hou op met janken! [1]