Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·de voort

Werkwoord

vervoeging van
voortbouwen

bouwde voort

  1. enkelvoud verleden tijd van voortbouwen
    • Ik bouwde voort. 
    • Jij bouwde voort. 
    • Hij, zij, het bouwde voort.