Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bot·viert

Werkwoord

vervoeging van
botvieren

botviert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van botvieren
    • ... dat jij botviert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van botvieren
    • ... dat hij botviert.