boterden
- bo·ter·den
vervoeging van |
---|
boteren |
boterden
- meervoud verleden tijd van boteren
- Wij boterden.
- Jullie boterden.
- Zij boterden.
- Wij boterden.
- Het woord boterden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
boteren |
boterden