Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ta·ni·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
botaniseren

botaniseerden

  1. meervoud verleden tijd van botaniseren
    • Wij botaniseerden. 
    • Jullie botaniseerden. 
    • Zij botaniseerden. 

Gangbaarheid