botaniseer
- Geluid: botaniseer (hulp, bestand)
- bo·ta·ni·seer
vervoeging van |
---|
botaniseren |
botaniseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van botaniseren
- Ik botaniseer.
- gebiedende wijs van botaniseren
- Botaniseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van botaniseren
- Botaniseer je?
- Het woord botaniseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.