Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bor·rel·no·ten

Zelfstandig naamwoord

de borrelnotenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord borrelnoot
     Haar rechterhand ging nu snel op en neer. Zoals een ontspannen huisvader dat op een reguliere zaterdagavond met de borrelnoten deed.[1]

Verwijzingen