Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bor·duurt

Werkwoord

vervoeging van
borduren

borduurt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van borduren
    • Jij borduurt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van borduren
    • Hij borduurt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van borduren
    • Borduurt!