Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bootst

Werkwoord

vervoeging van
bootsen

bootst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bootsen
    • Jij bootst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bootsen
    • Hij bootst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bootsen
    • Bootst!