boniche
boniche v
- (spreektaal) (pejoratief) dienstmeisje, sloofje
- «Elle a fait la boniche pendant quinze ans.»
- Ze is vijftien jaar dienstmeid geweest.
- «J'suis pas ta boniche!»
- Ik ben je sloofje niet! [1]
- «Elle a fait la boniche pendant quinze ans.»
- bonniche