Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blust

Werkwoord

vervoeging van
blussen

blust

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blussen
    • Jij blust. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blussen
    • Hij blust. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van blussen
    • Blust!