bloma
- blo·me
bloma
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast blome, zie aldaar
bloma
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bloma
bloma
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bloma
bloma
- gebiedende wijs van bloma
bloma
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van blome
bloma
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van blome
bloma
- gebiedende wijs van blome