Telefoonboeken blokkeerden de ingang van het kantoor dat de belastingontvanger had willen doorzoeken.
  • blok·keer·den
vervoeging van
blokkeren

blokkeerden

  1. meervoud verleden tijd van blokkeren
    • Wij blokkeerden. 
    • Jullie blokkeerden. 
    • Zij blokkeerden. 
     Ze verstijfde en wilde schreeuwen. Doordat er een enorme schokgolf door haar heen raasde, blokkeerden al haar functies.[1]