Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bloe·sem·de

Werkwoord

vervoeging van
bloesemen

bloesemde

  1. enkelvoud verleden tijd van bloesemen
    • Ik bloesemde. 
    • Jij bloesemde. 
    • Hij, zij, het bloesemde. 

Gangbaarheid