blikoog
- blik·oog
vervoeging van |
---|
blikogen |
blikoog
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blikogen
- Ik blikoog.
- gebiedende wijs van blikogen
- Blikoog!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blikogen
- Blikoog je?
- Het woord blikoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.