blaudre aa
- blaud·re aa
mir, mer blaudre aa
- eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aablaudre
dihr, der blaudre aa
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aablaudre (lokale variant)
- dihr, der blaudert aa ww (lokale variant)
- dihr,der blaudret aa ww (lokale variant)
- ihr, ner blaudert aa ww (lokale variant)
- ihr, er blaudre aa ww (lokale variant)
- nihr, er blaudre aa ww (lokale variant)
ihr, er blaudre aa
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aablaudre (lokale variant)
- dihr, der blaudert aa ww (lokale variant)
- dihr, der blaudre aa ww (lokale variant)
- dihr,der blaudret aa ww (lokale variant)
- ihr, er blaudre aa ww (lokale variant)
- nihr, er blaudere aa ww (lokale variant)
dihr blaudre aa
- tweede persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aablaudere (lokale variant)
- dihr, der blaudert aa ww (lokale variant)
- dihr,der blaudret aa ww (lokale variant)
- ihr, ner blaudert aa ww (lokale variant)
- ihr, er blaudre aa ww (lokale variant)
- nihr, er blaudre aa ww (lokale variant)
ihr blaudre aa
- tweede persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aablaudre (lokale variant)
- dihr, der blaudert aa ww (lokale variant)
- dihr,der blaudret aa ww (lokale variant)
- ihr, ner blaudert aa ww (lokale variant)
- ihr, er blaudre aa ww (lokale variant)
- nihr, er blaudre aa ww (lokale variant)
sie blaudre aa
- derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aablaudre