blaatte
- blaat·te
vervoeging van |
---|
blaten |
blaatte
- enkelvoud verleden tijd van blaten
- Ik blaatte.
- Jij blaatte.
- Hij, zij, het blaatte.
- Ik blaatte.
- Het woord blaatte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
blaten |
blaatte