biopteerde
- Geluid: biopteerde (hulp, bestand)
- bi·op·teer·de
vervoeging van |
---|
biopteren |
biopteerde
- enkelvoud verleden tijd van biopteren
- Ik biopteerde.
- Jij biopteerde.
- Hij, zij, het biopteerde.
- Ik biopteerde.
- Het woord biopteerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.