Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·voer·den

Werkwoord

vervoeging van
binnenvoeren

binnenvoerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van binnenvoeren
    • ...dat wij binnenvoerden. 
    • ...dat jullie binnenvoerden. 
    • ...dat zij binnenvoerden.