binnenliep
- Geluid: binnenliep (hulp, bestand)
- bin·nen·liep
vervoeging van |
---|
binnenlopen |
binnenliep
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van binnenlopen
- ... dat ik binnenliep.
- ... dat jij binnenliep.
- ... dat hij, zij, het binnenliep.
- ... dat ik binnenliep.
- Het woord binnenliep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.