binnenkwam
- Geluid: binnenkwam (hulp, bestand)
- bin·nen·kwam
vervoeging van |
---|
binnenkomen |
binnenkwam
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van binnenkomen
- ... dat ik binnenkwam.
- ... dat jij binnenkwam.
- ... dat hij, zij, het binnenkwam.
- ... dat ik binnenkwam.
- ▸ Toen ze de huiskamer binnenkwam was haar voorgenomen plannetje gereduceerd tot nul.[1]
- Het woord binnenkwam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.