• bin·nen·kwam
vervoeging van
binnenkomen

binnenkwam

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van binnenkomen
    • ... dat ik binnenkwam. 
    • ... dat jij binnenkwam. 
    • ... dat hij, zij, het binnenkwam. 
     Toen ze de huiskamer binnenkwam was haar voorgenomen plannetje gereduceerd tot nul.[1]