Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·stort·ten

Werkwoord

vervoeging van
bijstorten

bijstortten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijstorten
    • ...dat wij bijstortten. 
    • ...dat jullie bijstortten. 
    • ...dat zij bijstortten. 

Gangbaarheid