Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·stel·de

Werkwoord

vervoeging van
bijstellen

bijstelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijstellen
    • ... dat ik bijstelde. 
    • ... dat jij bijstelde. 
    • ... dat hij, zij, het bijstelde.