Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·sluit

Werkwoord

vervoeging van
bijsluiten

bijsluit

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijsluiten
    • ... dat ik bijsluit. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijsluiten
    • ... dat jij bijsluit. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijsluiten
    • ... dat hij bijsluit.