bijkluste
- bij·klus·te
vervoeging van |
---|
bijklussen |
bijkluste
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijklussen
- ... dat ik bijkluste.
- ... dat jij bijkluste.
- ... dat hij, zij, het bijkluste.
- ... dat ik bijkluste.
- ▸ Maar de dominee die bijkluste als leraar was een van degenen die 's ochtends op de kansel fulmineerden tegen de armzaligheid van de tieners.[1]
- Het woord bijkluste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767