Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·hin·gen

Werkwoord

vervoeging van
bijhangen

bijhingen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijhangen
    • ...dat wij bijhingen. 
    • ...dat jullie bijhingen. 
    • ...dat zij bijhingen. 

Gangbaarheid