Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·bouwt

Werkwoord

vervoeging van
bijbouwen

bijbouwt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijbouwen
    • ... dat jij bijbouwt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijbouwen
    • ... dat hij bijbouwt. 

Gangbaarheid