• biets
vervoeging van
bietsen

biets

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bietsen
    • Ik biets. 
  2. gebiedende wijs van bietsen
    • Biets! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bietsen
    • Biets je? 
72 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be