Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zwan·ger·den

Werkwoord

vervoeging van
bezwangeren

bezwangerden

  1. meervoud verleden tijd van bezwangeren
    • Wij bezwangerden. 
    • Jullie bezwangerden. 
    • Zij bezwangerden. 

Gangbaarheid