Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zuur·de

Werkwoord

vervoeging van
bezuren

bezuurde

  1. enkelvoud verleden tijd van bezuren
    • Ik bezuurde. 
    • Jij bezuurde. 
    • Hij, zij, het bezuurde. 
  2. verbogen vorm van bezuurd, voltooid deelwoord van bezuren