• be·zui·nigt
vervoeging van
bezuinigen

bezuinigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezuinigen
    • Jij bezuinigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezuinigen
    • Hij bezuinigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bezuinigen
    • Bezuinigt!