bezoomden
- be·zoom·den
vervoeging van |
---|
bezomen |
bezoomden
- meervoud verleden tijd van bezomen
- Wij bezoomden.
- Jullie bezoomden.
- Zij bezoomden.
- Wij bezoomden.
- Het woord 'bezoomden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
vervoeging van |
---|
bezomen |
bezoomden