Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zon·dig·de

Werkwoord

vervoeging van
bezondigen

bezondigde

  1. enkelvoud verleden tijd van bezondigen
    • Ik bezondigde. 
    • Jij bezondigde. 
    • Hij, zij, het bezondigde. 
  2. verbogen vorm van bezondigd, voltooid deelwoord van bezondigen