• be·werk·stel·lig
vervoeging van
bewerkstelligen

bewerkstellig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewerkstelligen
    • Ik bewerkstellig. 
  2. gebiedende wijs van bewerkstelligen
    • Bewerkstellig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewerkstelligen
    • Bewerkstellig je? 


stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
bewerkstellig
bewerkstellig
volledig

bewerkstellig

  1. bewerkstelligen