• be·weg·wij·zer·de
vervoeging van
bewegwijzeren

bewegwijzerde

  1. enkelvoud verleden tijd van bewegwijzeren
    • Ik bewegwijzerde. 
    • Jij bewegwijzerde. 
    • Hij, zij, het bewegwijzerde. 
  2. verbogen vorm van bewegwijzerd, voltooid deelwoord van bewegwijzeren