bewegwijzeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bewegwijzeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bewegwijzeren | te bewegwijzeren | ||||||||
toekomend | zullen bewegwijzeren | te zullen bewegwijzeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bewegwijzerd | te hebben bewegwijzerd | ||||||||
toekomend | bewegwijzerd zullen hebben | bewegwijzerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bewegwijzerend | bewegwijzerd | ev. bewegwijzer |
mv. verouderd bewegwijzert |
bewegwijzere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bewegwijzer | bewegwijzert | bewegwijzert | bewegwijzert | bewegwijzert | bewegwijzeren | bewegwijzeren | bewegwijzeren | |||
verleden (o.v.t.) | bewegwijzerde | bewegwijzerde | bewegwijzerde | bewegwijzerde | bewegwijzerde | bewegwijzerden | bewegwijzerden | bewegwijzerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bewegwijzeren | zult/zal bewegwijzeren | zult/zal bewegwijzeren | zult bewegwijzeren | zal bewegwijzeren | zullen bewegwijzeren | zullen bewegwijzeren | zullen bewegwijzeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bewegwijzeren | zou bewegwijzeren | zou(dt) bewegwijzeren | zoudt bewegwijzeren | zou bewegwijzeren | zouden bewegwijzeren | zouden bewegwijzeren | zouden bewegwijzeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bewegwijzerd | hebt bewegwijzerd | hebt/heeft bewegwijzerd | hebt bewegwijzerd | heeft bewegwijzerd | hebben bewegwijzerd | hebben bewegwijzerd | hebben bewegwijzerd | |||
verleden (v.v.t.) | had bewegwijzerd | had bewegwijzerd | had bewegwijzerd | hadt bewegwijzerd | had bewegwijzerd | hadden bewegwijzerd | hadden bewegwijzerd | hadden bewegwijzerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bewegwijzerd hebben | zal/zult bewegwijzerd hebben | zult/zal bewegwijzerd hebben | zult bewegwijzerd hebben | zal bewegwijzerd hebben | zullen bewegwijzerd hebben | zullen bewegwijzerd hebben | zullen bewegwijzerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bewegwijzerd hebben | zou bewegwijzerd hebben | zou/zoudt bewegwijzerd hebben | zoudt bewegwijzerd hebben | zou bewegwijzerd hebben | zouden bewegwijzerd hebben | zouden bewegwijzerd hebben | zouden bewegwijzerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bewegwijzerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bewegwijzerd | er is bewegwijzerd | |||||||||
verleden | er werd bewegwijzerd | er was bewegwijzerd | |||||||||
toekomend | er zal bewegwijzerd worden | er zal bewegwijzerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bewegwijzerd worden | er zou bewegwijzerd zijn | |||||||||
lijdende vorm bewegwijzerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bewegwijzerd worden | bewegwijzerd te worden | ||||||||
toekomend | bewegwijzerd zullen worden | bewegwijzerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bewegwijzerd zijn | bewegwijzerd te zijn | ||||||||
toekomend | bewegwijzerd zullen zijn | bewegwijzerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bewegwijzerd | wordt bewegwijzerd | wordt bewegwijzerd | wordt bewegwijzerd | wordt bewegwijzerd | worden bewegwijzerd | worden bewegwijzerd | worden bewegwijzerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd bewegwijzerd | werd bewegwijzerd | werd bewegwijzerd | werdt bewegwijzerd | werd bewegwijzerd | werden bewegwijzerd | werden bewegwijzerd | werden bewegwijzerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bewegwijzerd worden | zult bewegwijzerd worden | zult bewegwijzerd worden | zult bewegwijzerd worden | zal bewegwijzerd worden | zullen bewegwijzerd worden | zullen bewegwijzerd worden | zullen bewegwijzerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bewegwijzerd worden | zou bewegwijzerd worden | zou/zoudt bewegwijzerd worden | zoudt bewegwijzerd worden | zou bewegwijzerd worden | zouden bewegwijzerd worden | zouden bewegwijzerd worden | zouden bewegwijzerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bewegwijzerd | bent bewegwijzerd | bent/is bewegwijzerd | zijt bewegwijzerd | is bewegwijzerd | zijn bewegwijzerd | zijn bewegwijzerd | zijn bewegwijzerd | |||
verleden (v.v.t.) | was bewegwijzerd | was bewegwijzerd | was bewegwijzerd | waart bewegwijzerd | was bewegwijzerd | waren bewegwijzerd | waren bewegwijzerd | waren bewegwijzerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bewegwijzerd zijn | zult bewegwijzerd zijn | zult bewegwijzerd zijn | zult bewegwijzerd zijn | zal bewegwijzerd zijn | zullen bewegwijzerd zijn | zullen bewegwijzerd zijn | zullen bewegwijzerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bewegwijzerd zijn | zou bewegwijzerd zijn | zou/zoudt bewegwijzerd zijn | zoudt bewegwijzerd zijn | zou bewegwijzerd zijn | zouden bewegwijzerd zijn | zouden bewegwijzerd zijn | zouden bewegwijzerd zijn |