Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·wast

Werkwoord

vervoeging van
bewassen

bewast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewassen
    • Jij bewast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewassen
    • Hij bewast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bewassen
    • Bewast! 

Gangbaarheid