Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·wa·sem·de

Werkwoord

vervoeging van
bewasemen

bewasemde

  1. enkelvoud verleden tijd van bewasemen
    • Ik bewasemde. 
    • Jij bewasemde. 
    • Hij, zij, het bewasemde. 
  2. verbogen vorm van bewasemd, voltooid deelwoord van bewasemen