bewapen
- be·wa·pen
vervoeging van |
---|
bewapenen |
bewapen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewapenen
- Ik bewapen.
- gebiedende wijs van bewapenen
- Bewapen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewapenen
- Bewapen je?
- Het woord bewapen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.