Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·voor·oor·deelt

Werkwoord

vervoeging van
bevooroordelen

bevooroordeelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevooroordelen
    • Jij bevooroordeelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevooroordelen
    • Hij bevooroordeelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bevooroordelen
    • Bevooroordeelt! 

Gangbaarheid