Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·voor·oor·deel

Werkwoord

vervoeging van
bevooroordelen

bevooroordeel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevooroordelen
    • Ik bevooroordeel. 
  2. gebiedende wijs van bevooroordelen
    • Bevooroordeel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevooroordelen
    • Bevooroordeel je? 

Gangbaarheid