bevalen
- be·va·len
vervoeging van |
---|
bevelen |
bevalen
- meervoud verleden tijd van bevelen
- Wij bevalen.
- Jullie bevalen.
- Zij bevalen.
- Wij bevalen.
- Het woord bevalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
bevelen |
bevalen