• be·ty·da
  • Afleiding van het Zweedse werkwoord tyda met het voorvoegsel be-
Naar frequentie 2315
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
betyda
betydde
-
volledig supinum
betytt

betyda

  1. betekenen, ergens voor staan
  2. betekenen, ergens toe doen
    «Det betyder mycket för mig.»
    Dit betekent veel voor mij.