• be·twij·fel·de
vervoeging van
betwijfelen

betwijfelde

  1. enkelvoud verleden tijd van betwijfelen
    • Ik betwijfelde. 
    • Jij betwijfelde. 
    • Hij, zij, het betwijfelde. 
  2. verbogen vorm van betwijfeld, voltooid deelwoord van betwijfelen