• be·treurt
vervoeging van
betreuren

betreurt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betreuren
    • Jij betreurt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betreuren
    • Hij betreurt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van betreuren
    • Betreurt!