Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·te·ken·de

Werkwoord

vervoeging van
betekenen

betekende

  1. enkelvoud verleden tijd van betekenen
    • Ik betekende. 
    • Jij betekende. 
    • Hij, zij, het betekende. 
  2. verbogen vorm van betekend, voltooid deelwoord van betekenen