beteelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·teelt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
betelen |
beteelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betelen
- Jij beteelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betelen
- Hij beteelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van betelen
- Beteelt!
Gangbaarheid
- Het woord 'beteelt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.