bestond
- be·stond
vervoeging van |
---|
bestaan |
bestond
- enkelvoud verleden tijd van bestaan
- Ik bestond.
- Jij bestond.
- Hij, zij, het bestond.
- Ik bestond.
- Het woord bestond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
bestaan |
bestond