• be·stem·pel·de
vervoeging van
bestempelen

bestempelde

  1. enkelvoud verleden tijd van bestempelen
    • Ik bestempelde. 
    • Jij bestempelde. 
    • Hij, zij, het bestempelde. 
     De stralende blik in zijn ogen toen hij het horloge zag, bestempelde geld tot niets meer dan een simpel betaalmiddel.[1]
  2. verbogen vorm van bestempeld, voltooid deelwoord van bestempelen